Les 7: Noodlandingen en crosswind landing

Les: 7 – Gemaakte uren: 0:55. Totaal aantal uren: 6:00

Bijna was de les vandaag weer niet doorgegaan, en weer was de wind de boosdoener. Er stond vandaag een wind van 16 knopen, vanuit het zuiden (180 graden). De limiet van de Cessna 172 om te kunnen landen is een 15 knopen “crosswind” (dit is een wind die dwars op de baan staat).

Als de wind vanuit richting 170 was gekomen had hij dwars op de baan gestaan (de baan is 26-08) en hadden we dus met 16 knopen niet mogen vliegen. Maar omdat hij net niet helemaal dwars op de baan stond voldeden we precies aan de 15 knopen crosswind limiet, en dus konden we toch de lucht in. We begonnen met een klein beetje regen, maar omdat het zicht prima bleef maakte dat niet zoveel uit.

Een regenbui op Teuge

Voor vandaag zou de steile bocht (45 graden i.p.v. 30 graden) geoefend gaan worden, maar helaas hing de laagste bewolking op 16oo ft. Dit betekent dat we onder de 1500 ft moesten blijven, en dit is een beetje te laag om speciale manoeuvres zoals de steile bocht te oefenen. Dus verzon Sander maar wat anders: we gaan de noodlanding bij een motorstoring oefenen!

Een noodlanding voer je uit als je motor uitvalt of onvoldoende vermogen heeft om te blijven vliegen. Dit gebeurt vrijwel nooit. Mijn instructeur, goed voor dik 15000 vlieguren, heeft het in zijn carrière nog nooit meegemaakt. Maar áls het gebeurt, dan moet je voorbereid zijn, en daarom oefenen we dit regelmatig en wordt het ook tijdens het examen getest.

Tijdens de les zetten we de motor nooit helemaal uit, maar de noodlanding oefenen we met “idle” vermogen. Oftewel: de gashendel helemaal dicht. De motor loopt dan stationair, en dat is niet genoeg om te blijven vliegen. Het eerste wat je doet als de motor afslaat is zorgen dat je de optimale glij-snelheid gaat vliegen. Voor de C172 is dit 65 kts. Je past de neusstand van het vliegtuig dus meteen aan, zodat je 65 kts gaat vliegen, en met die snelheid blijf je langzaam dalen. Je komt daarmee het verst. Ondertussen zoek je een mooi weiland uit, het liefst eentje die zo ligt dat je recht tegen de wind in kan landen.

Oost van Teuge is ligt een gebied dat is bedoeld als laagvlieggebied, waarbij gesimuleerde noodlandingen geoefend mogen worden. De boeren in dat gebied weten dus dat er soms vliegtuigen op boomtophoogte (100 ft) over hun veld scheren, zonder dat ze de hulpdiensten hoeven te bellen. We voeren dus de noodlanding niet helemaal uit, maar op 150 ft geven we weer vol gas en starten we door (een go-around).

Laagvlieggebied Deventer, tussen 100 en 500 ft

Je moet snel schakelen als je een noodlanding maakt, want je vliegtuig daalt langzaam maar zeker richting de grond. Het is de bedoeling dat je met de wind in de rug gaat vliegen, en dan op 1000 ft precies naast je landingspunt op het weiland vliegt. Op dat moment draai je je bocht, terwijl je blijft dalen, en als het goed is kom je dan precies zo uit dat je tegen de wind in kan landen aan het begin van het gekozen weiland. Een kwestie van timing en mikken! Als je merkt dat je te hoog zit kun je wat flaps bijzetten, zodat je met dezelfde snelheid wat scherper kan dalen. Ook dit is een gevoel wat je te pakken moet krijgen.

We hebben de oefening 3 keer uitgevoerd, en bij de 3e keer kon ik zonder hulp de noodlanding uitvoeren. Ook de go-around, waarbij je behoorlijk druk moet uitoefenen op je yoke, omdat je van nul vermogen naar vol vermogen gaat, ging na de 3e keer prima.

Omdat de wolken wat waren opgetrokken mochten we inmiddels wat hoger dan 1500 ft klimmen. Ik mocht naar de 1800 ft klimmen en terugkeren richting Teuge. Op 1600 ft gooide Sander, compleet onaangekondigd, de gashendel dicht en zei “o jee, je motor valt uit!”. Nu was het dus aan mij om te laten zien dat ik de geoefende procedure kon uitvoeren, ook vanaf grotere hoogte. En dat ging eigenlijk best wel goed, maar we gaan dit zeker nog vaker oefenen omdat er altijd nog verbeteringen mogelijk zijn. Het was ook nog maar een introductieles, dus de daadwerkelijke noodlanding (of the glide-in), waarbij je deze procedure uitvoert bij het vliegveld en daadwerkelijk zonder vermogen gaat landen, komt verderop in de opleiding nog voorbij.

De vlucht op Flightradar24.com

De landing was vandaag vrij pittig, omdat er dus een stevige crosswind stond. Dit betekent dat je opgestuurd moet aanvliegen (dus met je neus tegen de wind in gekeerd, in plaats van in de richting van de baan), waarbij je vlak voor de landing met je roer de neus recht moet trekken, terwijl je een beetje schuin tegen de wind in blijft leunen. Je landt dan eerst op het wiel dat het dichtst bij de wind is, daarna op je tweede wiel, en tenslotte op het neuswiel. Je landt dus eigenlijk op één wiel!

De eerste nadering ging niet helemaal goed. Omdat we een lichte rugwind hadden kwamen we iets te hard en iets te ver boven de baan binnen. Dat werd dus een go-around (doorstart). Na een circuitje te hebben gevlogen kwamen we netjes voor de baan terecht, en nu ging de landing (met een beetje hulp van Sander) wel goed.

De hangaar in kerstsferen, met de Fuji FA-200 als decor

Het was weer een leuke vlucht, en ik heb veel geleerd. Leuk ook om te merken dat het stijgen, dalen en draaien van bochten steeds meer routine begint te worden, en al een beetje automatisch begint te gaan. Op naar de volgende les!

Helaas kon ik niet blijven voor de Kerstborrel van SAS, maar ik heb nog wel eventjes een foto gemaakt van de hangaar, die klaar was voor de kerstborrel.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *